zaterdag 18 mei 2013

11e DAG, donderdag 16 mei - van Leon naar El Ganso (70,2 km ; 5.13 uur exclusief de pauzes)

11e dag,16 mei Van Leon naar El Ganso, 70,2 km; 5.13 uur er over gedaan exclusief de pauzes. De klim naa Cruz de ferro...

De dag begon koud, 4 graden. Toen we op zoektocht gingen naar een ontbijt was er om 7.50 uur nog niets open. Als zwervers liepen we hunkerend door de straten.





Om 8.00 uur vonden we een hotel dat die "service" bood : twee stukjes geroosterd brood. Een met vette ham, het andere kon je insmeren met jam. Boter was er niet. Glaasje vers geperste sinaasappelsap: € 5,00. Na wat proviand te hebben ingeslagen bij Hojaldres Alonso in de Calle Ancha, caracoles en Isostar waren we redelijk voorbereid.
Ik had 5 lagen kleren aangetrokken over mijn bovenlijf want de wind was opnieuw ijzig koud en soms stormachtig. En in die outfit weg bij Hotel Guzman el Bueno. Het was 9.40 uur.

Maar eerst even een stop bij het voormalige klooster San Marcos, nu een 5-sterren hotel. 

Je mocht in de hal kijken maar de prachtige binnentuin met kloostergang ( claustro) was niet voor ons stervelingen weggelegd. Al vanaf de 12e eeuw een "ziekenhuis" waar Pelgrims mochten verblijven; in de 16e eeuw verbouwd tot klooster door de Reyes Católicos Ferdinand en Isabel. In de 18e eeuw weer verbouwd , de voorgevel voltooid in de plateresco-stijl.




De claustro - kloostergang

Een jonge Braziliaan ontmoetten we op het indrukwekkende plein, Sergio uit Sao Paulo. Hij vertelde dat de doktoren een gezwel hadden ontdekt toen hij een blessure - als tennisser - had aan zijn schouder en ook de tocht maakte, uit dankbaarheid dat hij het tot nu toe gered had.  Als hij in Santiago is aangekomen, vliegt hij terug naar Parijs waar zijn vriendin op hem wacht. We hebben elkaar op de foto gezet en e-mails uitgewisseld.


We fietsen de stad eindelijk uit via de enorm lange Avenida Dr. Fleming.  Zoekende naar Santovenia de la Valdoncina wat we inderdaad na veel gevraag aan voorbijlopende bewoners vinden en dus weer op koers geraken. De plattegronden van ons boekje zijn echt heel erg summier en onvoldoende voor ons.   
Door onbewoonbaar gebied trokken we. Ik begon me steeds eenzamer te voelen. Het was alleen nog maar de weg en de fiets, de fiets en de weg. Voortdurend klommen we. Soms ongemerkt maar frustrerend vals plat. De koude wind  (4 graden) werkte zodanig tegen dat we tegen de hellingen opkropen als slakken, 7,8 km p.u. En het beetje bergaf wat ons gegund was, daar moesten we nog bij trappen om aan 12 km p.u. te komen.
Richting het hoogste punt, Cruz de Ferro, hingen donkere wolken. Op de achtergrond lag sneeuw op de toppen van het Cantabrisch gebergte. Thea had ik aan de lijn en die meldde regen en sneeuw.

's morgens vroeg: eten langs de weg, koud water om weg te spoelen in |Villar de Mazarife
Onderweg als een echte zwerver langs de weg op een gejatte stoel wat gegeten en gedronken. Was blij dat we weer verder gingen want je “vernikkelde” helemaal als je geen lichamelijke arbeid verrichtte…
Je moest zeer goed opletten op de kaart op de stuurtas hoe de route liep. Dat was extra moeilijk omdat door de kille wind mijn ogen voortdurend traanden en ik meer vocht op die manier verloor dan in een wedstrijd lopen van 10 km. Bovendien liep een deel de neus in en je kunt je voorstellen hoe die er elk kwartier  uit zag… Ik heb drie zakdoeken verbruikt en op de tijd even iets anders gedaan toen er vroeger nog geen zakdoeken waren.


Plotseling ging de smalle en slechte weg over in een grindpad. De weg was al slecht, overal enorme gaten, gevuld met dikke keien. Als je niet oplette en er in dook met je voorwiel, zou je over de kop slaan.
Maar die grindweg, 8 km , was bezaaid met vuistdikke en nog dikkere bruine keien. Het was een gegoochel om er met die fiets met 20 kilo eraan telkens omheen te draaien. Door de wind werd je nog eens extra uit balans gebracht. Gelukkig hier geen auto’s, slechts enorme stofwolken opwerpend een enkele tractor. Want mensen zag je nauwelijks. Soms een stuk of vijf verbrokkelde huizen met wat kleurloos geklede mensen, mannen vaker in een blauwe overal, veel mensen liepen hier met een stok, meestal star voor zich uitstarend op hun weg, ja waar naar toe?

Maar we hadden ook mazzel: het boekje gaf een andere route aan dan een aardige chauffeur ons onverwacht toeriep. Dat was weer 5 km korter. Toen ben ik wat alerter geworden op de routebeschrijving zelf en zowaar, we hebben in totaal een nettowinst van 9 km kunnen bereiken. En toch liepen over deze wegen ook Caminogangers.

Puente de Orbigo
Een prachtig moment was de van oorsprong Romeinde brug Puente de Orbigo bij Hospital de Órbige. 18 stenen bogen heb ik geteld over de Rio Órbigo.
Hier hebben we een complete filmscène in elkaar geflanst. Elkaar gefilmd bij het uiteraard glorieus bestormen van deze oude brug.  Ben heel benieuwd hoe deze film er uiteindelijk uit gaat zien.




En weer verder door de saaiheid. Alhoewel: je komt ook tot een zekere rust. Zelfs vogels zijn er weinig. Een enkele tapuit, vele roodstaarten, putters, een enkele havik, zwarte kraaien.
Zwarte roodstaart


Kauwen helemaal niet. Merels ook niet.

En qua begroeiing was het gras, in soorten dan wel, kruipdennen, steeneiken, olijfboompjes, bloeiende brem. Gaspeldoorn.
Vele bomen en struiken hadden nog nauwelijks bladeren.

Door Gaudi ontworpen museum
In Astorga wachtte een juweeltje. Nadat we als twee bedelaars op de stoep van een gesloten hotel een "viersterrenlunch" hadden opgeschrokt, was er tijd voor het museum dat gebouwd was door Antoni Gaudi. (1889 – 1893)
Maar ook de kathedraal Santa Maria was indrukwekkend.
Ernaast stond een oude Romeinse poort met de diepzinnige tekst:

“Gedenkt mijn toestand, gisteren ik, vandaag gij.”

Vroeger lieten vrouwen zich hier bij de kathedraal voor hun hele verdere leven inmetselen om boete te doen. Ze leefden van wat voorbijgangers hen door de smalle spleten toestopten. Moet je  nu eens doen. Na 4 weken lig je stijf en koud onder die spleten.
Na Castrillo de Polvazares op 910 meter hoogte blijft het klimmen, tot 5 à 5 % helling maar die moordende tegenwind  vanuit het westen mat je af. Lijdzaam zien we toe hoe de vervalsers van de Camino zich met hulp van busjes hun bagage en logies laten regelen en ons als fietsers het nakijken geven als wij uiteindelijk een Pelgrimsonderkomen menen te hebben gevonden ; dat dus al vol zit omdat de taxichauffeurs al een slaapplaats geregeld hebben en wij als echte lijdende pelgrims maar weer verder moeten fietsen. Mijn advies is om pas een slaapplek te garanderen als de Pelgrim mèt paspoort zich meldt!   
Toen we El Ganso naderden (1050 meter) , was het 5 uur. We durfden niet meer verder naar de volgende plaats, 6 km verderop. Dat zou nog minstens een uur duren met die wind en die stijgingen van 6 – 9 %.





El Ganso was een en al krot. Ingestorte huizen, verbrokkelde muren, afdakjes waar grote gaten inzaten maar waar wel mensen in verbleven.





Dus kwamen we in een primitieve herberg terecht, de buren waren niet meer thuis, het huis lag er ingestort bij aan de rechterkant. Links wat kleine bewoonde bouwvallen.
Onze fietsen konden terecht op een binnenplaatsje.
Op zolder, onder vurenhouten balken, waren nog twee losse bedden beschikbaar; Gerard kroop in een hoek , zelf maakte ik een soort territorium naast de trap, alle bagage onder mijn houten bank.
Twee in zich zelf gekeerde Franse wandelaars uit Parijs en een jong stel uit Zuid-Korea, dat waren de andere slapers.
Met de Zuid-Koreanen kwamen we bij het heerlijke eten van de matrone in gesprek. Ze heetten ParkII (32) en HtOl (27 jaar). Ze wilden gaan trouwen maar eerst de Camino doen.
We hebben e-mails uitgewisseld in verband met de foto’s. Aan de andere kant van de binnenplaats waar onze fietsen uitrustten, was nog een verbouwde krot waar Duitse, Italiaanse, Ierse en Hongaarse Pelgrims bij elkaar waren gepropt op grotere slaapzolders.

Onze buren naast de herberg...

het "restaurant" Merendero la Barraka: het eerste deel was gedeeltelijk overdekt en tochtte aan alle kanten
Stenen ijskoude tafels, alle heiligen van de hemel aan de muren om het geheel proberen op te warmen,  het primitieve afdak van rietstengels die in de koude tocht ruisten, een  biervat dat na een glas al leeg bleek, twee vette herbergiersters die zich alle moeite deden een tweede vat aan te slaan voor ons als armoedzaaiers, het kwam allemaal goed en na een kwartier hadden Gerard en ik zelfs een tweede vers getapt glas , een echte cana.
Maar de maaltijd was een koopje: € 18,40 inclusief een hele fles wijn, samen! Uitgezocht op een smerig A-4tje waar maar een dagmenu opstond... Maar wel in een apart verwarmd vertrekje van 3 bij 3,5 meter, de zogenaamde Comedor met een klein raampje bijna aan het plafond; je kon niet naar buiten kijken en de putter die in een hokje in het vertrek zat, hing half kaal van ellende aan zijn zitstok, staart en kop naar beneden hangend.
Het was macaroni bolognese vooraf, friet met twee gebakken eieren en sla met tomaat.
Met de groep Italianen nauwelijks gepraat in ons restaurant, wel met de twee Koreanen en een Ierse schoonheid (Andy)  uit Donegal.
Nog even gewerkt aan de wel heel erg handige laptop in de "huiskamer" ; hij (beide bedoel ik) is klein maar je kunt er alles mee. Kon maar niet ophouden.

Het tochtige onverwarmde café-gedeelte
Om 22.00 uur komt Gerard mij naar bed jagen: hij kan niet slapen zonder mij.
Ik had mijn zwarte trui over een met onbestemde vlekken gekleurd kussen getrokken. Zo had ik toch een soort eigen kussensloopje waar mijn eigen nestgeur in hing en ik kon beginnen aan mijn heerlijke dromen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten