dinsdag 26 maart 2013

Rondje Noordelijke IJszee

Vandaag voor het eerst de Koga uitgeprobeerd na zijn bezoek aan fietszaak Lommen te Sevenum.





Mijn aluminium racepaard heeft vorige week namelijk een "grote beurt" gehad. Enkele onderdelen zijn vernieuwd: een nieuwe Sram-ketting, de Sramcassette van 8 tandwielen voor het achterwiel, het middelste voorblad, alle buitenkabels. Deze laatste vernieuwing is meer voor preventie: Koga heeft namelijk in zijn originele uitvoering nauwere buitenkabels waardoor de wrijving onnodig tot extra slijtage lijdt. Een nieuwe buitenband voor het achterwiel, de Marathon Plus met een extra dikke bekleding en een fors profiel.

Nieuwe leren handvaten met verbrede uiteinden waardoor je lekker kunt steunen op de lange dagtochten. Ook de remblokjes zijn even gepolijst: er zaten aluminium deeltjes in die extra krassen veroorzaken.

Op de voorwielen zijn nieuwe bevestigingsbeugels gezet om de voorwieltassen te bevestigen. Inclusief een extra standaard op het voorwiel want er hangt toch een aardig gewicht aan het frame. Het gewicht van de voortassen was samen 4 kilo, van de achtertassen samen 11 kilo. Samen met de inhoud van de stuurtas (1 kilo) , de voorraad drinken (1 kilo)was het extra gewicht al 17 kilo.

Alles is goed afgesteld maar onderweg merkte ik dat de cranks wat speling hebben en dat merk je telkens bij het even inhouden. Dat moet dus nog verholpen worden.
Via het Jaomerdal ging de tocht over de Grote Hei richting Krickenbeck.


Slot Krickenbeck is een van de oudste waterburchten uit de Nierrrhein; reeds in 1104 wordt het in een oorkonde genoemd. Het huidige gebouw dateert uit 1904 want een brand verwoestte het oudere kasteel. Tegenwoordig is er een opleidingsinstituut in gevestigd.

Het water klotste wild bij het Bruch en vormde bij de oevers mooie ijssculptures. Maar wat was het daar koud, vooral door de snijdende wind. De vele wandelaars daar op een gewone doordeweekse dag genoten echter van de felle zon en op een bankje aan het water zat zelfs een vrijend paartje, een koppel vinken.






Van de 17e tot de 19e eeuw is hier turf gewonnen waardoor het landschap is veranderd in vele "Seen". Het Hinsbecker Bruch heeft een oppervlakte van 37 ha. Aangrenzend liggen het Glabbacher Bruch (36 ha), de Poelvennsee (24 ha) en das Schrolik (15 ha).
Er mag echter nauwelijks op deze wateren gerecreëerd worden. De Nette en de Renne stromen door deze meren. Al miljoenen jaren zakt de bodem ten westen van Hinsbeck heel langzaam terwijl bij Süchteln juist de bodem langzaam hoger komt. De snelheid waarmee dit nu nog steeds plaatsvindt is 0,3 mm per jaar. Hierdoor is het gebied langzaam aan steeds vochtiger geworden en de lokale riviertjes De Renne en de Nette stromen hier doorheen. (volgens de Geologische Dienst van Nord Rheinland Westfalen).
De oudste gegevens over het gebied zijn te vinden in de vele rechtszaken die er gespeeld hebben, namelijk wie het recht had om er turf te steken. Op 28-09-1371 verkoopt hertog Reinald III van Geldern een deel van het gebied aan zijn vriend Johan von Moers: „die gantze gemeynde, husche ende broeke, gheheyten Poelvynne, ... bei Krickenbeck gelegen ".
Tussen 1559 en 1690 hebben Herongen en Leuth vele malen geruzied wie er turf mocht steken. Soms mochten de bewoners wel hun vee laten grazen maar niet turf steken. Dat was echter soms moeilijk te controleren.
Stiekem staken de mensen uit Leuth extra turf af waardoor de weidegronden voor de inwoners van Herongen steeds kleiner werden.En dat leidde weer tot heftige gevechten die zijn vastgelegd: "1679 lief den Herongern die Galle über, vierzig von ihnen erschienen mit Spaten, Heugabeln und Sensen und „arretierten" die Pferde und Karren von drei Leuther Bauern, die gerade Torf aufluden." (Bron: Herbert Hubatsch - De Landschaft rund um Hinsbeck, Vierssen 1997).


Na dit historisch uitstapje weer terug op de route.
Via Restaurant Secretis richting Wittsee.
De naam Secretis is ontleend aan het moerasgebied dat hier ligt.
Via een oude spoorlijn die nu een fietspad is,door de binnenlanden richting Breyell en daarna door naar Bracht.
Ofschoon het al weken te koud is voor de tijd van het jaar, laten de wilgenkatjes zich van hun mooiste kant zien. Het zijn windbloeiers en deze plantensoorten komen met de felle wind van de laatste dagen wel aan hun trekken.



Daar zullen mijn loopmaatjes het wel niet mee eens zijn geweest toen ze zondag de Venloop “ondergingen” : 10 km en 21,1 km hadden velen van mijn Scopianen voor de kiezen.
Langs de buitenranden van het Brachterwald weer richting Kaldenkirchen en via de bospaden langs het Galgenvenn , Belfeld weer terug naar huis.



Onderweg passeerde ik een aspergeveld, geheel bedekt met doorzichtig plastic met gaatjes erin. De wind blies er bijna echte golven in en het was alsof er en stuk branding midden tussen de akkers lag. Asperges was er niet te zien; gisteren hoorde ik dat ze op dit moment zelfs € 25 per kilo kost.
Het enige wat koud aanvoelde toen ik thuiskwam, waren de knieën en het was een weldaad om weer te kunnen lopen om de gewrichten warm te krijgen.
Kopje groene thee met een stukje gevulde notenchocolade erbij, een spannend boek en we waren weer helemaal op temperatuur.
Volgende week gaan Gerard en ik weer samen een tocht maken, waarschijnlijk Zuid-Limburg.
We zien wel maar de tijd dringt: over 6 weken bestijgen we de Pyreneeën al bij Saint Jean Pied de Port!
 
 

zaterdag 9 maart 2013

Over Cocaïne, Hingsbaek, “Joobärg" , "Jüüt" en Backusvês.



Donderdag 7 maart hadden we weer afgesproken. Trouw stond Gerard onder het viaduct  Roermondsepoort in Venlo een appeltje te verorberen toen ik precies op tijd bij hem belandde.
Waar gaan we heen? Wachtendonk stelde ik voor en zo geschiedde.
Via de Leutherweg naar de grote hei en langs Birkenhof – we zijn er eerlijk niet geweest – richting Hinsbeck.
Hier in de bossen maakte ik Gerard attent op een extra krachtdrank: ik had een voorraad wit poeder, het leek wel cocaïne , gekocht en een deel opgelost in de bidon. Gerard sloeg gelijk op hol door te veronderstellen dat je met deze toverdrank nu wel alle cols achterwaarts met twee vingers in de neus kon overwinnen… Bizarre fantasie heeft die vent toch. Ik zal hem hieraan houden als we de Pyreneeën beklimmen.

Vanaf 1970 hoort Hinsbeck tot de nieuwe stad Nettetal.
In 1221 dook de naam “Hensbec”  voor het eerst op, in 1238 werd het Heingstbeche, in 1288 Henxbeke en rond 1300 werd het Hengesbeke.
Als je de dialecten een beetje kent in het Overkwartier Gelder dan zie je onmiddellijk dat het dorp de naam draagt van “beek der hengsten”. In het Tegels dialect spreek je ook nog over “einen hings” en “ein bae-ek”. Met het Tegels dialect kun je je goed verstaanbaar maken met iemand die het Hinsbecker dialect spreekt.
Tot de 17e eeuw waren er voornamelijk moerassen en eiken – en beukenbossen.
Maar toen er turf werd gewonnen, ontstonden de huidige “Seen” en veranderde het landschap drastisch.
De bomen werden gekapt voor eigen gebruik en om ruimte voor het vee te creëren , in de 18e eeuw werden er vele dennen aangeplant tussen de ontstane heidevelden. Iemand uit 1500 zou het landschap nu niet meer herkennen.
Op de Hinsbecker heide is eeuwenlang recht gesproken. Er was zelfs een Galgenberg maar de galg stond op de “Goldberg”  ; het is een slechte vertaling van het oude woord “Joolbeärg” . Jool betekent namelijk galg in het oude dialect. In 1716 en 1740 hebben de laatste “Hinrichtingen “ plaatsgevonden. Op de onbeboste heuvels waren de gehangenen van veraf te zien… En daar koetsen wij op onze koga’s nu tussendoor. Onder aan het heideveld kwamen we langs de zogenaamde “Jeestekull” , zoiets als geestenkuil. Hier zouden de overblijfselen van de gehangenen zijn ingeworpen.

Merkwaardig is dat in ons dialect o.a. de “j” en de “g”vaak verwisseld zijn: in Tegelen zeggen ze “Det geit waal goot” ; in het dialect van Hinsbeck en Kaldenkirchen zegt men “det jeit waal joot”.
Ook in het “platkölsj” spreekt men dit zo uit.
Midden in het dorp stond het bronzen standbeeld van “Hänsbecker jüüt” .
Na wat gepuzzel lazen we de volgende tekst:
“Hinsbecker symbool voor linnenbleker. Die met zijn jüüt niet alleen het linnen maar ook met diepzinnige humor anderen nat maakt zonder zelf nat te worden” .
Beeldhouwster Loni Kreuder heeft het mooie en gevoelige beeld in 1992 gemaakt.
Op een oude pentekening ontdekte ik hoe vroeger met de “Jüüt” gewerkt werd.

Er is zelfs een Jüütlied”gemaakt:

Strophe
Wör send Hänsbäcker Jüüte,
habben emmer joue Moot.
Jont op, wie`n paar Beschüüte,
dat deet dat Jüütenbloot.
Överool jäven`t Kaiemüüte,
överool Mensche, jruet on kleen.
Maar orijinale Jüüte,
en Hänsbäck jonz alleen.
Refrain
Dröm Jüüte lot os vroi-e,
su-e ächt no Jüütenaart,
dat vör Vroid dä Petrus
sich schtrikt dä jriisen Baart.
Sue maake wör dän Härjott
beschimmt de jrötsde Iir.
Wän wör os net mör vroie,
send wär kän Jüüte miir.

Vertaling:
"Wij zijn de Hinsbecker "Jüüte",
hebben altijd goede moed.
We gaan op,
als een paar beschuiten,
dat doet het Juutenbloed.
Overal zijn er keien,
overal zijn er mensen,
groot en klein.
Maar oorspronkelijke "Jüüte",
zijn er alleen in Hinsbeck.

Refrein:
Daarom Jüüte, laat ons vrolijk zijn.
zo echt, naar Jüütenaard.
Dat van vreugde Petrus,
zich een witte baard schrikt.
Zo geven wij dan Heer God,
beslist de grootste eer,
Als wij geen plezier meer maken,
Zijn wij geen "Jüüte meer.

.
Vlak bij het beeld was een wapenhandel gevestigd. Dat verwacht je niet in zo’n stil dorpje.

Nadat we de heuvel richting de molen hadden beklommen, een stijgingspercentage van 9% schatte Gerard, belandden we via het dal vlak langs de Andreasbrunne. De heilige Amandus zou hier vanaf 647 begonnen zijn onze voorouders proberen te kerstenen. Dan kon hij nu gerust terugkomen.
De bron wordt in de volksmond “Hellijepöttche”  genoemd, “heiligenputje”  vrij vertaald.
Via bewegwijzerde fietspaden koersten we richting Wachtendonk. Onderweg nog een paartje geelgorzen gezien, veel bloeiende sneeuwklokjes in de bermen, aangeplant dat was te zien.
Maar ook kwamen we voorbij een huis waarvan de tuin en de gevels versierd waren met bizarre poppen, oud speelgoed, een oude bedstede als bloembak tegen de gevel, een oude baskule op de tuinmuur. Niemand was er te zien om uitleg te vragen en nog steeds weet ik niet de beweegreden van de bewoners. Wel heel apart en eigenlijk ook heel grappig.
Diverse keren staken we de Nette over, het lokale riviertje dat de naamgever is van Netttal.

En daar doemde het heel oude en onder “Denkmalschuts” staande dorp Wachtendonk op.
Tot aan de Franse tijd was het zelfs een stad, een verlies waar de inwoners nu nog om treuren.

De Vogt van Geisseren liet zich door zijn gehorigen in de 12e  eeuw op een zogenaamde “Donk” midden in de moerassen tussen de Niers en Nette, een burcht bouwen, Vogtendonk.
Dat veranderde in de loop der eeuwen in Wachtendonk.
Wachtendonk is ook meegesleept in de Tachtigjarige oorlog die de Nederlanden met Spanje voerden. De burcht is vaak belegerd geweest en werd een van de belangrijkste militaire steunpunten in het Gelderse Overkwartier.
In 1607 werd de burcht gesloopt door de Spanjaarden en werd het plaatsje neutraal gebied.
Vele huizen dateren uit de 17e eeuw en staan onder “Denkmalschutz”.
De Pastorie uit 1711 was een plaatje.
Vlak bij een ongeveer 110-jarige eik bloeide de schoenmakersplant, pal naast de ingang tot de pastorie.
Honger hadden we en al gauw hadden we een bankje gevonden waar we onze boterhammen met gebraden ei en pindakaas in de knorrende magen konden dirigeren. Je moet de man met de hamer voor zijn.
Na enig gezoek weer de bordjes richting Venlo gevonden en na een constant tempo van 18 km p.u. - niet zo veel maar wel met tegenwind -  bereikten we de grens.
En daar lag Backus: DE vispsecialist van de euregio. Vroeger, in de 17e eeuw was de naam Backhuys, een apart gebouwtje waar gebakken werd. In Venlo wonen wel 143 “Backussen”.
Er was maar een half woord nodig om Gerard over te halen voor een visstop en na enig overleg over cholesterol en zo, liet hij zich verleiden een gerookte haring te assimileren, met de huid erbij. Je zou zeggen met huid en haar maar hier dus met huid en zonder graad en toch met Graad.
Aldus zakte het cholesterolgehalte bij Gerard weer naar een acceptabel peil.
Maar ja, vis moet zwemmen dus al snel nestelden we ons op het terrasje bij Den Dorstigen Haen en dat was net op tijd om de vis weer te leren zwemmen.
Gerard zwaaide via de stadbrug af richting Grubbenvorst en zelf koerste ik via het fietspad langs de Maas richting Steijl. Langs de Aalsbeek en 54 km verder terug thuis.


dinsdag 5 maart 2013

Eindelijk zon

Vanmorgen had ik nog wat zaken afgehandeld in verband met de Berden Voorjaarsloop. Er was een grote aanhangwagen bij Den Hulster blijven staan met er op 4 trossen krachtstroomkabel. Een kapitaal waard. En toen kon ik rond half tien de fiets op, even alles achter mij latend na de enerverende dagen van onze grote Scopiasloop.
De zon scheen alsof ze nooit anders gedaan had.
Aan de Maas bij Belfeld even een kijkje genomen.
Tussen het gras naast het weggetje kwamen diverse krokussen te voorschijn; alsof ze het nog niet konden geloven dat er eindelijk weer eens de zon te zien was.
De jas ging uit en in mijn sportkleren heb ik flink tempo kunnen maken richting Swalmen. Het gemiddelde van 20 km per uur kon ik lang volhouden en via Swalmen, de binnenlanden daaromheen, stak ik door richting de oude weg naar Elmpt. Onderweg kwam ik Frieda tegen, een oudcollega waar ik altijd een fijn contact mee heb gehouden. Ook zij houdt van de natuur en wat dat betreft is ze ook aan haar trekken gekomen. Want:
dwars door het Elmpterwald richting de Swalm , daar hoorde ik ineens weer de kraanvogels. Ik zeg weer, want gisteravond na de bestuurs-vergadering van Scopias hoorde ik ze ook al. 
En nu zag ik ze warempel. Ze draaiden voortdurend rondjes en kwamen steeds verder naar beneden; een prachtig gezicht.
De kraanvogels zijn de hoogste (!) vogels die als trekvogel in Nederland voorkomen; ruim 115 cm staan ze hoog op hun stelten. Ze houden van wat drassige en moerassige gebieden en nestelen op de grond.
Maar dat doen ze niet in Nederland. In de winter verblijven ze in Afrika en Nederland wordt slechts aangedaan om te fourageren. Hun broedplaatsen liggen in Noord-Denemarken, Scandinavië maar ook wel in Nedersaksen , rond de Oostzee.

Hun vleugelspanwijdte bedraagt tegen de twee meter en ze lieten zich uitgebreid bekijken. Nu stond ik wel aan de rand van een bos en hield me angstvallig schuil. Het zijn erg schuwe vogels.

Via de Vennenkottensee kwam ik bij de weg naar Brüggen uit en stak daar dwars door het bos richting de vroegere munitieopslagplaats van de Engelsen.
Ondanks dat er nog geen bladeren aan de struiken en bomen zitten was het door de felle zon toch heel aangenaam en de natuur kreeg bepaald een facelift.

 


Via de stal van Smittyfarm waar de geiten zich laafden aan de zon kwam ik vlak bij het kasteel De Holtmühle uit bij twee bouwvakkers die twee nieuwe stenen pilaren hadden geplaatst bij het uitvalspad aan de oostzijde van het kasteel. De oude weg waarlangs ze staan, loopt nog steeds dwars door het bos richting Brach in Duitsland. Maar deze twee pilaren hebben hier nooit gestaan bij mijn weten. Maar ja, het ziet er toch wel leuk uit bij de twee nieuwe zitbanken. Nog 200 meter en de rit van 54 km zat er al weer op.




Weer en route

Met Gerard afgelopen donderdag 28 februari weer eens gefietst. Het ZOU wat beter weer worden in de loop van de dag. Uiteindelijk belandden we bij een gepensioneerde? boer die met reusachtige bretels zijn werkbroek probeerde op te houden op zijn vooruitstrevende buik. Grappig dat we in ons eigen dialect met elkaar konden converseren. "Meug ich uch get vraoge?" "Jao was ken ich für uch doon?" We wilden via een binnenweg richting Born en daarna richting Brüggen. Nou dat was geen probleem.
Tegenover de boer stond een opvallend verkeersbord dat vlak bij een Kindergarten stond. 

Born heeft slechts 2000 inwoners maar wordt al in 1236 genoemd. Het woord Born is een oud Germaans woord dat "bron" betekent.
Het plaatsje Brüggen is ook al zo oud: het bestond al in de tijd van de Romeinen. Het was een van de weinige plekken waar je door de rivier de Schwalm kon oversteken en de burcht erbij werd al in de 13e eeuw gebouwd.
In Brüggen hebben we als een paar armoedzaaiers in het parkje bij de oude burcht onze heerlijke boterhammen met gebraden ei verorberd. En dat onder het begerige oog van diverse waggelende eenden. Uiteindelijk dropen ze af, verwijtende blikken over hun hals achterwaarts naar ons werpend.  Maar ook loerden er twee aalscholvers in een boom naar ons.

aalscholver
Gelukkig zetten ze de gezamenlijke aanval niet in en met eveneens koud drinkwater spoelden we het hartige hapje gauw weg en we koersten richting buitenwijken van Brüggen, door de bossen richting de voormalige munitieopslagplaats van de Engelsen. Dwars door de kunstmatige bergen die tot 1999 de vele granaten en zelfs atoomkoppen omringden kwamen we verkleumd aan bij Café De Grens waar Izabela de scepter zwaait. Zelfs kouden voeten hadden we maar door dicht tegen de breedgeribbelde verwarmingselementen te kruipen, smaakte de Westmalle tripple heerlijk en werd er weer energie geladen.  Maar we ontdekten echter ook een paar schuchtere meizoentjes, bloeiend en wel. Zou de lente dan toch nog komen?
Meizoentje in februari...
 We zijn vanaf de grens door het bos richting Tegelen gekoerst. Tot aan de Zuiderbrug heb ik Gerard nog vergezeld op zijn pelgrimstocht naar Grubbenvorst en ben ik langs de Maas via Steijl weer teruggekoetst naar huis.
De warme douche was hard nodig om de verkleumde botten en gewrichten weer enige soepelheid te geven.