De laatste zaakjes nu afhandelen, gsm opladen , de accu's van de camera, vanavond een paar boterhammen smeren met gebakken ei. Wat bizar eigenlijk , deze opsommingen. Maar zo is het leven heb ik ervaren.
Morgen landen we om 14.10 uur in Biarotz en nemen de taxi naar Bayonne. Daar vertrekt om 18.15 uur de boemeltrein naar Saint Jean Pied de Port, een plaatsje met 1500 inwoners in het Franse Baskenland.
Die trein hebben we zelfs moeten reserveren, zo druk is in deze tijd van het jaar, vooral door de vele Pelgrims.
Wilco Soetens uit Vessem heeft ons laten weten dat onze fietsen en bagage bij de Gite-Auberge "Zuharpeta" zijn.
Dinsdag verkennen we de omgeving en beklimmen enkele bergen van 500 meter.
En woensdag begint de Camino echt.
We begeven ons over een historische pas:
De Ibañetapas (in het Spaans: Puerto de Ibañeta) ligt op 1057 meter boven de
zeespiegel.
Op de pas staat
nu de moderne kapel San Salvador. Ze markeert het startpunt van de Camino Francès
waar drie van de vier Franse Pelgrimsroutes naar Santiago de Compostela zich
samenvoegen.De pas is al eeuwen een belangrijke oversteek van de Pyreneeën; al in de tijd van de Romeinen was er een halteplaats. Later werd er voor de Pelgrims in Roncevalles (Spanje)een klooster met een herberg gesticht.
De monniken luidden vroeger ook de klokken als het mistig was zodat de pelgrims de weg beter konden vinden.
Karel de Grote passeerde in 778 de pas twee keer in het kader van zijn Veldtocht naar Spanje.
Hij wilde Spanje van de Moren bevrijden maar deze expeditie is niet gelukt en hij moest zich terugtrekken.
Deze veldtocht
staat onder de naam van de Sarcenenveldslag bekend.
De naam
Saracenen werd al in de eerste eeuw gebruikt voor een Noord-Arabisch volk dat
zich verzette tegen de Byzantijnse keizer en dat zich later bekeerde tot de
Islam. Later werd de naam gebruikt voor alle tegenstanders van de Christenen.
De Basken kenden de wegen in het gebergte heel goed
en wachtten hun kans af toen de wegen steeds smaller werden en het leger van Karel
als het ware als een dun lint uit elkaar getrokken werd. De achterhoede werd
compleet afgesneden van de hoofdmacht en
werd het dal ingedreven en allen werden afgeslacht. Toen de hoofdmacht er achter kwam,
was het al te laat. Het was de enige nederlaag van Karel de Grote op deze
tocht.
De Basken waren inmiddels allen de bergen
ingevlucht en spoorloos verdwenen.
Een der ridders heette Roeland / Roland, Graaf van
de Bretonse Mark en heeft zijn naam aan de
pas gegeven. Hij had het bevel over deze legerafdeling en zou een neef van
Karel de Grote zijn.
Onder de Baskische
bevolking leeft de sage dat bij stormachtig weer de echo van zijn hoorn “Olifant”
te horen is als hij al stervende is en Karel
de Grote wil waarschuwen.
En over die pas fietsen wij tweeën woensdag 8 mei
overheen, ruim 1234 jaren later.
In het
Rolandslied dat rond 1100 is gecomponeerd wordt verteld dat in het heft van
zijn zwaard “Durendal” een kies van de apostel Petrus zou zitten, bloed van de
heilige Basilius, een haar van de heilige Dionysos en zelfs een stukje van het
gewaad van de maagd Maria…
Dit historisch besef geeft deze dag wel een bijzonder accent als wij er ruim 1234 jaar later op woensdag 8 mei 2013 overheen trekken met onze “ijzeren paarden”.
Misschien horen we de echo van zijn hoorn ook wel
maar dan stormt het dus op de pas.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten